U bent hier:

Onderzoek mogelijkheid verbod gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden

Demissionair minister Adema heeft in twee delen een impactanalyse door Wageningen University & Research (WUR) laten uitvoeren om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden te stoppen (Motie De Groot). De impactanalyse betreft een Quick Scan en een meer integrale analyse. De Quick scan is bedoeld om een eerste voorlopig inzicht te krijgen in de impact van een landelijk gebruiksverbod van gewasbeschermingsmiddelen in deze grondwaterbeschermingsgebieden.

Het onderzoek naar landgebruik heeft zich in eerste instantie vooral gericht op landbouwkundige activiteiten in de 158 grondwaterbeschermingsgebieden omdat de impact in relatie tot gebruik van gewasbeschermingsmiddelen naar verwachting daar het grootst zal zijn. Het grootste aandeel van het areaal van grondwaterbeschermingsgebieden (49% van het totale areaal van 94.310 ha) heeft als functie ‘groen en water’ en daar geldt in de meeste gevallen al een algemeen gebruiksverbod voor professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Landbouw vormt gemiddeld 35% van het areaal grondwaterbeschermingsgebieden. Volgens WUR zou een verbod betekenen dat voor meerjarige en/of hoogsaldoteelten (fruitteelt, pootaardappelteelt en bollenteelt) zowel een gangbare als biologische teelt niet haalbaar is in die gebieden. In de biologische teelt zijn een aantal gewasbeschermingsmiddelen toegelaten. Het betreft veelal middelen met een werkzame stof van natuurlijke herkomst (bv mineralen, micro-organismen, plantextracten). Alleen gewasbeschermingsmiddelen die op de SKAL inputlijst staan én een toelating hebben van het Ctgb, mogen worden gebruikt. Voor laagsaldoteelten zal een teelt zonder gewasbeschermingsmiddelen betekenen dat de teelt geëxtensiveerd zal moeten worden. Slechts voor enkele teelten zal een verbod nauwelijks impact hebben zoals de teelt van eiwitgewassen.

Uit de gegevens van de Grondwateratlas blijkt, na analyse van ruim 16 duizend grondmonsters die in grondwaterbeschermingsbieden zijn genomen, dat 39 stoffen in tenminste 3 grondwatermonsters boven de drinkwatersignaleringswaarde zijn aangetroffen in de periode 1963-2022. Tien daarvan zijn stoffen die nog steeds een toelating hebben als gewasbeschermingsmiddel of biocide binnen Nederland. Zes van die tien stoffen zijn een herbicide of een metaboliet daarvan. De overige 29 stoffen hebben geen toelating meer.

Op basis van de Quick Scan kan nog niet worden geconcludeerd dat een generiek verbod geschikt, noodzakelijk en proportioneel is. De impact van een generiek verbod is groot terwijl er maar van een beperkt aantal nog toegelaten stoffen een overschrijding van de drinkwatersignaleringswaarde is gevonden. Het omgekeerde kan ook niet wordt geconcludeerd, omdat uit de Quick scan naar voren is gekomen dat er, ondanks de vele monsters, nog veel hiaten zitten in het monitoringsprogramma van grondwater in de grondwaterbeschermingsgebieden, zowel in de gebieden waar monsters zijn genomen als de stoffen waarop is geanalyseerd. Het ministerie van LNV zal in overleg treden met betrokken partijen om te bezien of monitoringsprogramma’s voor grondwater ten behoeve van drinkwaterwinning aanpassing behoeven.

Demissionair minister Adema zal WUR opdracht geven om het tweede deel van het onderzoek te gaan uitvoeren. Het is vervolgens aan een nieuw kabinet om definitieve uitspraken te doen over (de wijze van) invoering van een gebruiksverbod op gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden op basis van de volledige impactanalyse.